Dick Geurts (1939) is geboren in een boerderijtje in Veenhuizerveld. Dick heeft de oorlog niet bewust meegemaakt, maar de familie is wel getroffen door de razzia. Vier van zijn ooms zijn weggevoerd en niet teruggekomen. In de periode na de oorlog was het leven in Veenhuizerveld sober.
“De razzia besloeg niet de hele gemeente Putten. De oude Nijkerkerstraatweg werd als grens aangehouden. Het toeval wil, maar wat is toeval, dat aan de ene kant van de Nijkerkerstraatweg een broer van mijn vader en aan de andere kant een zus woonde. De broer van mijn vader is wel meegenomen, maar aan de andere kant zijn ze niet geweest. Wij woonden ver genoeg van de grens af, dus mijn vader is niet meegenomen.
Bij de razzia zijn drie broers van mijn moeder en dus een broer van mijn vader meegenomen. Ik heb me later altijd verbaasd over mijn grootmoeder. Die had dus drie zonen die waren meegegaan. Ze zei een keer tegen mij: ‘Ik ben heel lang naar de weg gelopen om te kijken of ze weer terugkwamen.’ Dat gebeurde dus niet. Ik heb me erover verwonderd, hoe zij een opgewekte, positieve vrouw was en bleef. Mijn opa uitte zich minder. Die was een gesloten man. Ik heb een familiefoto van ongeveer 1943-1944. Daar staan ze allemaal op. Dan denk ik, tjonge, tjonge. Ja, jonge mannen.
Ik heb de oorlog verder niet bewust meegemaakt. Het enige wat ik me van de oorlog herinneren kan, is dat er Duitsers zaten in de boerderijen richting Voorthuizen. In het buurtschap Prinsenkamp zijn toen al die boerderijen in de brand geschoten, om de Duitsers eruit te jagen. Toen ze weg waren, is mijn vader met mij naar een van die boerderijen gegaan die in puin lagen. En dat blijft op mijn netvlies zitten. Altijd. Die in elkaar geschoten boerderij. Die lag totaal in puin. Verschrikkelijk is dat. Ja, wat mensen elkaar aandoen.
Van mijn jeugd tijdens de oorlog heb ik kinderfoto's. Daar heb ik echt geluk mee. Onze huurbaas woonde vlakbij ons en in zijn huis woonden evacués uit de Randstad. Die hadden fototoestellen bij zich, wat een gewone Veenhuizervelder natuurlijk niet had. Dus er zijn toen heel veel foto's gemaakt van mijn eerste levensjaar.
Ik heb geen echte armoe gekend, maar het was wel erg sober. Bij mensen in mijn buurt, die vaak grote gezinnen hadden, was het toch wel heel armoedig. Het was zelfs zo, na de oorlog was alles nog op de bon. Je kreeg een sneetje met beleg: geweckt of gerookt vlees. En voor de rest kreeg je suiker op brood. Zo was al het eten. Het was altijd een groot feest wanneer er geslacht werd, want dan had je weer vers vlees.
Ik weet ook dat rijst en havermout niet per pondje werd gekocht, maar een zak vol, waar je de hele winter mee deed. Dus vijfentwintig pond of zo. Je at de hele winter pap als havermoutpap en dat was aanvulling vooral op het gewone eten. Toen ik in de hogere klas zat, ging ik ook voor mijn moeder boodschappen doen bij het buurtwinkeltje. Boodschappen waren meestal allemaal los. Weinig verpakt nog. Het zat allemaal in vakken, waar dus met een schepje uit afgewogen werd.
De kleding was ook sober. Kleren werden allemaal versteld en gebreid. Je kreeg ook onderkleren die allemaal aan elkaar waren gelapt. Zo ging dat. Alle kleding werd versleten. Wanneer het versleten was, ging het in een zak met vodden. Eén keer in de zoveel tijd kwam de voddenboer en dan werden die vodden gewogen. Er werd onderhandeld hoeveel die zak opbracht. Mijn moeder was iemand die kon onderhandelen als de beste, ook met die voddenman. Ze onderhandelden of de zak vodden vijftig, zestig of zeventig cent waard was. Zo ging dat.”
Voor Verhaal van Putten vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in Putten. Dit verhaal over Dick Geurts is geschreven door Lian van der Zon, op basis van een oral history-interview, afgenomen in oktober 2018.