De periode 40-45 wordt in dit vierde verhaal van Paula Boon-Thieleman verteld door een appelboom die in de tuin achter Paula's huis stond. Moeder Anna heeft vanaf het begin een hekel aan de schaduw die de boom op de tuin werpt. Dankzij vader Gerrit mag, op een tak na, de boom blijven staan. Tijdens de 'magere' jaren waren ze overigens allemaal maar wat blij met de appeloogsten. Wanneer de appels voorzichtig werden geplukt, konden ze op zolder maanden lang bewaard worden. De kneusjes gingen in de appelmoes.
Paula laat de Appelboom vertellen over gebeurtenissen rondom de familie, buurtbewoners en oorlogsjaren. Dat lukt slechts wanneer gesprekken en gebeurtenissen in de tuin plaatsvinden en de boom dit kan 'zien en horen'. De schrijfster houdt zich strikt aan dit protocol.
De Appelboom werd na de oorlog op tafelhoogte afgezaagd om Anna's lang gekoesterde wens, een gazonnetje, in vervulling te brengen.
Eerder verschenen verhalen van Paula zijn: dag mam, ik ga, herinneringen en toe oma, vertel nog eens.
Ontmoet je wijk
Geitenkamp