'De neuzen naar voren en kom op!'

Ria Scheerder- Klink uit Wehl doet haar verhaal, deel 1

Een lief hondje begroet mij zodra Ria de deur voor mij opent en in de huiskamer, die met felle kleuren vrolijk oogt, beginnen wij vrij vlot aan het interview. Ze valt met de deur in huis door haar woorden ‘dat haar geboorte een vreemd verhaal is’. In Hellendoorn kwam ze op 3 augustus 1950 ter wereld in het gezin van haar opa en oma als het onechte kind van een van de middelste dochters in een gezin van 13 kinderen. In dat tijdperk en binnen het streng Rooms-katholieke milieu waarin zij opgroeide, werd zij beschouwd als een schandvlek, niet alleen in het dorp en op school maar ook binnen het gezin. Deze jeugd heeft haar zeer strijdbaar gemaakt: eerst rebels, toen ze op haar 15e bij de nonnen werd geplaatst voor een pre-opleiding verpleegkundige Z, en toen ambitieuzer door een opleiding verpleegkundige-A te verwisselen voor een baan bij een huisarts als apothekersassistente.

Echt strijdbaar werd zij door haar keuze voor de feministische opleiding op de Horst in Driebergen: de wereld ging voor haar open. Daar ontdekte ze dat haar ervaringen in het dorp en de kerk niet op zich stonden maar gedeeld werden door veel meer meisjes/vrouwen. En al deze vrouwen hadden, ondanks die jeugd, de moed en het doorzettingsvermogen om zich te ontwikkelen, zowel op persoonlijk als op maatschappelijk vlak. Zij is daar een lichtend voorbeeld van: met praktisch niets beginnen en dan in stijgende lijn jezelf ontwikkelen en kennis vergaren. Ze had de pech dat ze geboren was in een tijdperk waar de waarden en normen haaks staan op die van deze tijd. Maar juist dat heeft van haar wel een erg sterke vrouw gemaakt die de vele, vele tegenslagen en ziektes die op haar pad kwamen en nog steeds komen met opgeheven hoofd draagt: niet klagen, de neuzen naar voren en door!

‘Er mochten geen kinderen met mij spelen’

Ik ben geboren als kind van een ongehuwde moeder en opgegroeid in het gezin waartoe zij behoorde, met nog 12 broers en zussen. Mijn moeder en vader bleken mijn oma en opa te zijn, maar daar kwam ik pas achter op ongeveer tienjarige leeftijd, nadat een speelkameraadje op straat mij pesterig uitjouwde: ‘jouw moeder is helemaal niet jouw moeder, het is je oma’. Toen ik aan mijn oma vroeg of dat waar was, kreeg ik een dik pak slaag en hoe durfde ik dat te vragen. Een van de zussen heeft het mij toen min of meer uitgelegd. Mijn biologische moeder heeft er nooit iets over gezegd en zich nooit met mij bemoeit. Tot op haar doodsbed wilde ze mij niet zien noch erkennen als haar dochter.

Als kind van de vijftiger jaren werd ik in het streng katholieke milieu waar ik in opgroeide, gezien als een schandvlek: op school, in de kerk en ook thuis was het vooral mijn oma die mij een straatkat noemde en hardhandig in haar afkeer was. Ik werd gepest op school en in het dorp en andere kinderen mochten niet met mij spelen. Mijn oma was streng gelovig en als het onweerde, moesten wij op de knietjes met een rozenkrans bidden; ja, ik ben opgevoed met hel en verdoemenis, daar was geen ontkomen aan.

Ik was altijd buiten en omdat wij wat beesten hadden, zorgde ik voor de geiten en kippen. Van mijn oma heb ik wel heel veel over kruiden geleerd, wat ik waar kon vinden en vaak ging ik voor haar allerlei kruiden plukken in de bermen rondom ons huis. Ik hield en houd van de natuur, van buiten zijn. Mijn opa was mijn enige toevluchtsoord omdat hij mij accepteerde en ik was ook altijd in zijn slipstream te vinden. Helaas overleed hij toen ik een jaar of 6, 7 was, dus ik heb heel weinig herinneringen aan die tijd met hem. Daarna stond ik er eigenlijk alleen voor.

Ik was ook veel ziek, astma; de vochtigheid in het huisje waar wij woonden - dat van de kerk was - zal daar veel aan hebben bijgedragen en ongetwijfeld ook de hele situatie thuis. Daardoor heb ik veel gemist van de lessen op de lagere school en dat heeft me later bij vervolgopleidingen nogal dwarsgezeten. Mijn vader kende ik niet - ik heb nooit geweten wie het was - maar hij wilde mij kennelijk wel erkennen, zo heb ik later gehoord en er is zelfs een rechtszaak geweest over de voogdij. Mijn opa, die toen nog leefde, heeft zich daar met hand en tand tegen verzet, want mijn vader was lid van de Noorse kerk en dat was in de ogen van mijn opa een sekte en daar zou ik toch geen leven hebben.

Ook vertelde de eigenaresse van een snoepwinkeltje in het dorp mij op een keer dat ze mij naast mijn vader had zien staan en dat ik als twee druppels water op hem leek, maar vertellen wie het was? Nee, dat gebeurde niet, alleen maar roddel en achterklap onder elkaar.

Veilig bij de nonnen

In het begin van de 60er jaren ging ik vroeg puberen en in die periode kwam de Kinderbescherming bij ons thuis over de vloer. Er werd kennelijk gepraat over ons gezin, anders komen die lui niet zomaar over de vloer. Er werd uiteindelijk een voogd aangewezen uit het dorp, de vrouw van de dierenarts, en zij heeft mij bijna nog meer beschadigd dan thuis het geval was. Ze ging ervan uit dat ik loog, nooit de waarheid sprak en ze behandelde mij ook vanuit die houding.

Op enig moment was er sprake van dat ik naar een tehuis voor moeilijk opvoedbare kinderen moest. Ik weet niet of ik een moeilijke puber ben geweest, veel herinneringen heb ik gewoon niet aan die tijd, en ook niet of dat de reden was dat ik weg moest uit huis. De contactpersoon van de Kinderbescherming heeft er toen voor gezorgd dat ik bij de nonnen kwam in Hilversum, waar ik als Z-verpleegkundige opgeleid zou worden. Ze konden daar maar moeilijk personeel voor krijgen, dus dat was ‘goed genoeg’ voor mij. Ik was met mijn 15 jaar veel te jong voor die opleiding, dus kreeg ik een soort pre-verpleegkundige opleiding. Mijn familie dacht dat ik bij de nonnen wel veilig zou zitten en niet de weg van mijn moeder op zou gaan - want dat kreeg ik vaak te horen.

Ik bakte niets van die opleiding, wat logisch was gezien mijn veelvuldige afwezigheid op school. Mij was ook altijd ingepeperd dat ik dom was en ik had totaal geen zelfvertrouwen. Ik vond het ook moeilijk om contacten te leggen, om mensen te vertrouwen; later is dat wel beter gegaan. Ik ging daar in Hilversum helemaal los, stond ’s avonds na 10 uur weer buiten de poort en had veel vriendjes, hoewel ik doodsbang voor seks was en daar lang last van heb gehad. Ik heb daar al met al twee jaar gezeten en toen op 17-jarige leeftijd heb ik gesolliciteerd in Zevenaar voor de opleiding verpleegkundige A. Daar liep ik uiteraard tegen hetzelfde probleem aan – te weinig basiskennis – dus heb ik eerst de IVO gedaan, waar ik met vlag en wimpel voor slaagde en daarna kon ik beginnen met de A-opleiding.

Zelfstandigheid

Het regime in Zevenaar was heel wat strenger dan bij de lieve nonnen in Hilversum, dus ik was het snel zat daar: je kreeg onder uit de zak als je bijvoorbeeld te laat was ’s ochtends en ik pikte dat niet, ik was wars van autoriteit en hiërarchie. Al na 1 jaar ben ik daar gestopt en heb ik gesolliciteerd op een functie als apothekersassistente bij een huisarts. Daar had ik een heel zelfstandige functie en de huisarts heeft mij vaak aangemoedigd om de opleiding tot doktersassistente te gaan volgen: ‘je hebt een goed verstand...’ Mijn zelfvertrouwen was echter nog steeds afwezig en ik was vaak onverschillig; zo’n beetje mijn basishouding. Dus of ik er nu geen zin in had of zo’n opleiding niet aandurfde, dat weet ik niet meer. Ik functioneerde daar overigens prima in al die 6 jaar dat ik er gewerkt heb. Ik mocht zelfs gaan hechten van hem, zo veel vertrouwen had hij in mij.

In 1968 heb ik mijn man ontmoet toen ik nog de verpleegkundige opleiding A deed en wij zijn in 1972 getrouwd. Toen de huisarts geen apotheek meer aan huis had, omdat er aparte apotheken kwamen, werd toch gevraagd of ik in de praktijk wilde blijven om op de spitsuren bij te springen, zelfs toen ik in 1974 mijn eerste kind verwachtte, maar dat vond ik niet kunnen. Als moeder kon je toch niet werken, dat was een zonde.

Moederschap

Maar wat wist ik van het moederschap? Ik dacht dat het nooit wat kon worden. Mijn zelfvertrouwen stond nog steeds op een heel laag pitje, ondanks de waardering die ik in mijn laatste baan had gekregen. Ik wist gewoon niet hoe ik moeder moest zijn en na de geboorte van mijn eerste zoon in 1974 ben ik depressief geworden, een postnatale depressie. Het voelde alsof mijn leven voorbij was en dat ik nu als moeder een verplichting had en dat ik niet meer vrij was.

Na de geboorte van mijn tweede zoon in 1976 kreeg ik weer een postnatale depressie en het gevoel dat ik niks meer kon, dat ik met alles faalde. Dat gevoel heeft me eigenlijk altijd begeleid en ik ben bij het RIAGG beland, waar ik destijds 1,5 jaar therapie heb gekregen. Dit heeft me voor het eerst leren begrijpen wat de invloed van mijn ervaringen in mijn jeugd op mij was geweest, hoe ik daar door gevormd, misschien wel misvormd was geraakt.

En toch kreeg ik na elke zwangerschap (nog twee zonen gekregen, in 1977 en 1979) weer een postnatale depressie en elke keer werd het erger. Maar ik wilde zo graag een eigen gezin; ik had immers niemand meer, want alle contact met het gezin waarin ik ben opgegroeid, beperkte zich tot rouw en trouw. En dan waren ze pesterig en onaangenaam tegen mij, vooral de zonen van mijn moeder die ze later in haar huwelijk met een andere man gekregen had. Soms kwamen mijn ooms dan voor mij op, maar ik voelde me nooit welkom.

Ook bij die gelegenheden negeerde mijn moeder mij in het geheel; de enigen die ze wel aanhaalde, waren mijn kinderen, dus haar kleinkinderen. Dat heb ik nooit begrepen. In de therapieën die ik heb gevolgd tijdens de depressieve periodes werd mij gezegd dat ik eigenlijk veel te goed was om thuis te blijven zitten, maar pas na de geboorte van mijn laatste zoon, in 1977, heb ik toelatingsexamen gedaan voor de hbo-opleiding Maatschappelijk Werk.

Ik vond die opleiding niet zo fijn, maar de wereld ging wel open. Ik kreeg meer zicht op wat opleidingen zijn en welke er waren en eigenlijk wilde ik toen Politicologie gaan studeren, maar dat durfde ik niet aan; ik was bang dat zoiets te hoog gegrepen zou zijn voor mij. Uiteindelijk heb ik de overstap gemaakt naar de Vrouwen Leerroute van De Horst in Driebergen en daar gingen mijn ogen echt open.

Ik hoorde daar alle andere verhalen. Dat het niet alleen een individueel probleem is geweest, maar dat het een veel breder maatschappelijk probleem is geweest; het was vooral de tijd die mij parten heeft gespeeld. Het was een heel gedoe om het allemaal te regelen, die opleiding; ik had immers drie kindjes. Ik heb wat schoolverlaters als oppas geregeld en een Eendje gekocht zodat ik naar Driebergen op en neer kon. En ik heb het gered.

Maar hier herhaalde de geschiedenis zich precies hetzelfde, want mijn kinderen werden ook verguisd; de buurt vond het maar niks dat ik als moeder van drie kinderen zo vaak weg was en een opleiding volgde. Dat hoorde toch niet? Ik woonde in Wehl, een dorp waar alle oude ideeën nog volop aanwezig waren, met name bij mijn twee buurvrouwen aan beide zijden van onze woning, die niets begrepen van mijn ambitie en behoefte om mijn vleugels uit te slaan. Niettemin is het mij gelukt om af te studeren en nog voordat ik mijn diploma had, had ik al een baan bij het Arbeidsbureau.

Dit was deel 1, lees deel 2 hier. Dit interview is gehouden in kader van het Oral History Project Educatie en Emancipatie (vanaf najaar 2023).

Bron:

  • Verhaal op basis van interview met mevrouw Ria Scheerder-Klink op 3 april 2024 in Wehl door Conny van der Molen, lid van de Werkgroep Oral History Gelderland.


Rechten

Conny van der Molen, Werkgroep Oral History Gelderland, CC-BY-SA

  • Educatie en Emancipatie

  • Zorg

  • Werk

  • Personen

  • 1950-2000

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl