Al gedurende de Kruistochten (1100-1300) handel ontstaat met de Arabische wereld en via die wereld met Azië doen Italiaanse steden hieraan mee. Ze richten zich vooral op de geldhandel. Het verstrekken van kredieten op basis van onderpanden was hier een belangrijk onderdeel van.
Bij de Italiaanse geldhandelaren gaat het om contante betalingen en betalingen op termijn. Omdat de kerk lenen tegen interest verbiedt, wordt dit aanvankelijk gedaan door Joodse bankiers. Als de paus het in de elfde eeuw toestaat, komen er Italiaanse financiers bij. Omdat deze eerst uit Lombardije komen, worden deze bankiers Lombarden genoemd.
Zij zetten voor het wisselen en uitlenen van geld op de jaarmarkten een banca, houten tafel, op. Zij beschikken over vele muntsoorten. Zij ontwikkelen ook wat de betalingen op termijn betreft een nieuw betaalmiddel: de lettera di pagamento of de wisselbrief. In feite gaat het daarbij om een lening, waarvoor degene die het geld uitgeeft interest of rente vraagt. Dat is de belangrijkste reden waarom de Lombarden op den duur verdwijnen. Ze vragen teveel rente. Steden nemen de financiering vaak over.
In de dertiende eeuw trekken de Lombarden noordwaarts. Ze vullen een gat in de markt door krediet te verlenen op basis van het belenen van onderpanden. Aanvankelijk bedienen ze iedereen, van hoog tot laag. Maar al snel verschuift de dienstverlening naar minder welgestelden. De hoge rentepercentages die de Lombarden vragen, op jaarbasis 60% en hoger, veroorzaakten weerzin bij de leners. Die voelden zich gesteund door de kerk die officieel een renteverbod uitvaardigt.
In Maasbommel is vanaf de vijftiende eeuw sprake geweest van Lombarden. Het is bekend dat het stadsbestuur in het begin van de zestiende eeuw nog voor vijftien jaar een Italiaanse familie aantrekt. Zij woont in het Lombardenhuis. Waar dat huis heeft gestaan, is helaas niet bekend. Maasbommel is niet de enige stad in Gelre waar Lombarden neerstrijken. De graven en hertogen van Gelre laten op grote schaal Lombarden toe. Dat gebeurt onder meer ook in Tiel, Nijmegen, Roermond en Venlo in de periode 1338 tot 1340. De meer noordelijk gelegen hanzestaden zoals Zutphen, Deventer en Kampen kennen niet tot nauwelijks Lombarden. Daar is de kredietverlening waarschijnlijk in handen van plaatselijke particulieren. In de periode voor de Republiek der Zeven Provincien zijn er Lombarden in de volgende Gelderse plaatsen: Arnhem, Doesburg, Harderwijk, ’s Heerenberg, Huissen, Maasbommel, Nijmegen, Tiel, Wageningen, Zaltbommel en Zutphen.
Bron:
Wim Kattenberg, historicus Erfgoed Studiehuis, CC-BY