“Ik ben Peter Kars. Geboren 20 april 1951. Ik groeide op in Tiel in en rondom de fruitveiling met de naam Tiel en Omstreken. Dat was een speciale omgeving maar dat besefte je als kind en tiener niet. Ik woonde met mijn ouders en mijn twee oudere broers in het woonhuis op de 1e etage boven het kantoorgebouw van de veiling. Ons adres was Spoorstraat 3. Mijn vader was adjunct directeur van de veiling en mijn moeder was gewoon huisvrouw.”
“Schuin tegenover ons huis en het veilingterrein was de loods en de parkeerplaats van Van Gend & Loos. Dat was de hele dag laden en lossen van goederen die met de trein aangevoerd werden en dan door vrachtwagens weer verder vervoerd werden. Dat was de hele dag drukte.
“Later is de parkeerplaats ingericht als busstation. En toen werd het nog drukker. Als kind besef je dat niet. Zo van: Het is hartstikke druk op de weg dus we blijven effe weg hè, maar zo was het niet. Het NS station lag ook vlakbij en daartegenover was het Stationsplein. De Thorbeckestraat was nog niet doorgetrokken. Dus dat was eigenlijk een doodlopende weg waar de zijingang van het veilingterrein was. De achteringang van de veiling in de Papesteeg hebben ze later gebouwd. Naast de veiling lag het terrein van de Metawa en de Sucadefabriek maar daar kon je niet op komen. Dat alles bij elkaar was de omgeving waar ik opgroeide, mijn speelterrein.”
“Als kinderen liepen ik en mijn broers vaak de veiling in, ook als er gewerkt werd. Alleen m’n vader was er nooit zo blij mee. Die had meer van: jongen, blijf effe weg, als je wilt kijken dan kan het ook 's avonds als iedereen weg is. Er reden allerlei heftrucks, vrachtwagens en noem maar op hè, die laden en lossen. En dan wou hij ons daar niet hebben. Dus dat moest ik ook niet proberen want dat vond ie niet leuk. Maar dat deed ik stiekem toch. Spelen op het terrein. Bijvoorbeeld bij de kisten met doorgedraaid fruit. Daar liep ik met mijn vriendjes nog weleens tussendoor. En ja, je mocht dan geen appeltjes pikken maar dat deden we daar wel. Ik bedoel, dat is toch lekker?”
“En achteraan op het terrein stond een heel groot koelhuis waartegen allemaal lege kisten hoog opgestapeld stonden. Daar bouwden wij hutten in. We haalden er kisten tussen uit en dan kreeg je een ingang, een gat. De kisten die we er onderaan uit trokken, stapelden we weer bovenop. Dat kwam altijd wel goed. Maar dat vond mijn vader toch wel een beetje gevaarlijk, want die stapels wiebelden behoorlijk. Nee, dat vonden ze toch niet allemaal even gezellig daar.”
“De eerste autorijlessen, die hebben wij onszelf in en op het veilingterrein gegeven. Kijk, ze hadden op de veiling heftrucks en een Citroën-bus. Ja, daar reden ik en mijn broers wel eens mee. En op een gegeven ogenblik zei mijn vader: “Joh, ik geef je wel de sleutel,” want hij wist best dat je kon rijden. Dan moest je wat rotzooi wegbrengen naar een container achteraan op het terrein. Maar dan reed je ook gewoon een stuk over de openbare weg naar die zijingang. Zonder rijbewijs, want die mocht ik later gaan halen. En toen zakte ik drie of vier keer omdat ik het té goed deed. Je had jezelf dingen aangeleerd die je niet moet doen. En die moet je allemaal weer af gaan leren als je rijles krijgt. Want een rijinstructeur zegt: “Dit mag niet, dat moet anders”. Nou ja, dat heb ik dus meegemaakt. Dus ik zakte gewoon even. Ja, jammer.”
“Natuurlijk ging ik stappen met vrienden. Vlak bij ons had je Het Koffiehuis: Daar mocht ik naar toe maar ik moest wel op tijd thuis zijn. Nou, dat werd dan altijd iets later. Ik heb daar later mijn vrouw ontmoet. We hebben ook nog feestjes georganiseerd in de kantine van de veiling. Je had het bij de hand dus waarom zou je het niet gebruiken? Ons verlovingsfeest hebben we daar gevierd en ook verjaardagen. Als je het maar netjes en schoon achterliet en dat deden we ook. Tenminste, zo ver als ik weet hebben we nooit geen klachten gehad.”
Ik ging ook wel eens de Waal over naar Blauwe Sluis in Appeltern. Maar dat was meer op de zondagen. Hier in Tiel bracht je als jonge jongen je tijd toch wel door in Het Koffiehuis en natuurlijk ook met rondhangen in de stad. In die periode haalden we nog wel eens rottigheid uit op het Stationsplein. Daar heeft nog de politie achter ons aangezeten omdat we rotjes onder auto’s gooiden.”
“Ik ben in 1973 weggegaan. Ik heb het altijd naar m’n zin gehad daar. Ik kan niet anders zeggen. Je had eigenlijk het hele veilingterrein, het stationsgebied en het Van Gend & Loos-gedeelte als speelplaats tot je beschikking. Kijk, en dat is heel anders dan een kind die opgroeit in een wijk of een straat.
Het hele terrein is de laatste jaren erg verwaarloosd. Veel van wat er toen was, is al lang verdwenen. Nu wordt het hele terrein een nieuwe woonwijk. Ik denk dat ik het straks niet meer terug ken. Gelukkig blijft het woonhuis van de veiling staan. Ik wil daar nog wel een keer binnen kijken.”
Corny van Brenk, 2023, Regionaal Archief Rivierenland, CC-BY-SA
Sprekende Herinneringen
Industrie
1950-2000
Tiel
Archieven
Rivierengebied