Tussen 1600 en 1795 wordt Nijkerk bestuurd door een college van adellijke grootgrondbezitters, de ambtsjonkers. Nijkerk is dan nog geen gemeente maar vormt bestuurlijk een schoutambt, en wordt ‘het ambt Nijkerk’ genoemd. De ambtsjonkers komen niet door vrije verkiezingen aan de macht: ze zoeken in eigen kring naar opvolgers.
De adellijke families Van Delen, Van Middachten, Van Goltstein, Van Spaen, Van Oldenbarnevelt en Bentinck bijvoorbeeld hebben veel bezittingen en zijn ambtsjonker. De macht die zij als bestuurder van de stad hebben, wordt niet altijd integer gebruikt. Ambtsjonker Carel Bentinck staat aan het begin van de zeventiende eeuw bekend vanwege het misbruik bij belastingheffing; zo ontziet hij vrienden en eigen pachters. Bentinck wordt door Brant van Slichtenhorst (de vader van Arend van Slichtenhorst) zelfs aangeklaagd in een proces. Van Slichtenhorst wint het proces.
Tussen 1732 en 1771 vergaderen de ambtsjonkers in de ‘heerenkamer’ van de ambtsschool aan de Venestraat 16; het voormalige laatmiddeleeuwse gasthuis en het huidige Museum Nijkerk. In 1771 laten de ambtsjonkers een eigen vergaderzaal aanbouwen aan het al bestaande ‘amptshuys aan de Kolk’, het huidige stadhuis.
Tijdens de Franse overheersing (1795-1813) worden de ambtsjonkers uit hun machtige positie gezet. Ze worden vervangen door een door de Nijkerkers gekozen raad. De ambtszaal wordt raadszaal; de familiewapens van de ambtsjonkers worden er uit verwijderd.
Leestips:
Museum Nijkerk, CC-BY-NC