Zestig jaar geleden, op 9 juni 1958, werd in Oostenrijk een door de provincie Gelderland gefinancierd opvanghuis feestelijk geopend. Het was bestemd voor vluchtelingen van de Hongaarse Opstand van 1956. Dit zogeheten ‘Hollandhaus’ of ‘Gelders Paviljoen’ werd door een belangrijke Oostenrijkse en Gelderse delegatie ingehuldigd. Onder de gasten waren de Commissaris van de Koningin in Gelderland, de burgemeester van Arnhem en de Oostenrijkse minister van Buitenlandse Zaken. Op 25 september 2016 werd ter ere van de zestigste verjaardag van de Hongaarse Opstand een gedenksteen geplaatst bij het Gelders Paviljoen als dankteken voor de hulp van Gelderland bij de opvang van de Hongaarse vluchtelingen. Hierbij rezen echter vragen op over dit unieke historische project. Hoe was het geld ingezameld voor de bouw van dit Gelderse opvanghuis? En waar kwam het Gelderse initiatief vandaan?
Het verhaal gaat verder onder de afbeelding
Op 23 oktober 1956 vond in Boedapest een vreedzame protestmars van studenten plaats, die snel uitgroeide tot een gewelddadige demonstratie. De Hongaarse Opstand was uitgebroken: door het hele land eisten demonstranten, rebellen en stakers meer democratie, vrijheid en onafhankelijkheid van de Sovjet-Unie. Het Hongaarse leger steunde en bewapende hen. De hervormingsgezinde Imre Nagy greep de macht en zijn nieuwe regering trad uit het Warschaupact (het verbond van Sovjet-landen). Op 4 november viel het Sovjetleger Boedapest binnen. De Hongaarse rebellen probeerden de tanks tevergeefs te stoppen, onder andere met molotovcocktails. De Hongaarse Opstand werd bruut neergeslagen, en duizenden Hongaren kwamen om het leven. Met hulp van de Sovjet-Unie kwam János Kádár aan de macht, die de hervormingen van Nagy terugdraaide.
Veel Hongaarse demonstranten waren bang voor het nieuwe communistische regime en vluchtten richting het Westen. Toen de enorme vluchtelingenstroom eind 1956 Oostenrijk binnenkwam, waren daar nog 150.000 vluchtelingen aanwezig van de Tweede Wereldoorlog en andere conflicten. Daarvan zaten 30.000 nog vast in kampen. Opeens kwamen daar de ongeveer 180.000 Hongaarse vluchtelingen bij, waardoor Oostenrijk voor een groot probleem stond. Westerse landen hielden eerst een afwachtende houding aan. Wel werd een uniek hervestigingsprogramma opgezet door de Verenigde Naties, waardoor eind 1957 de meeste vluchtelingen over verschillende opvanglanden verdeeld waren.
Toespraak van de Oostenrijkse minister van Buitenlandse Zaken Leopold Figl tijdens de inauguratie van het Gelders Paviljoen. Bron: ‘Das Jungarbeiterdorf – ein europäisches Dorf’, Der Österreichische Jungarbeiter 16 (ÖJAB Wenen, 15 juni 1958), 2-5, 3.
Nederland reageerde geschokt op het neerslaan van de Hongaarse Opstand. Er ontstonden steunbetuigingen, anticommunistische demonstraties, rellen en hevige toespraken. Vooral de kantoren van de Communistische Partij Nederland (CPN) en communistisch blad ‘de Waarheid’ werden belaagd door vandalen. Men keek positief aan tegen de Hongaarse vluchtelingen. Enthousiast werden deze anticommunistische helden in Nederland verwelkomd, en hulpcomités rezen overal als paddenstoelen uit de grond. Het door voormalige verzetsmensen opgerichte Nationale Comité Hulpverlening Hongaarse Volk bood overzicht door geld in te zamelen, hulpacties te financieren en het grote aantal lokale initiatieven te coördineren. Zo verkocht uitgeverij De Bezige Bij een boek met foto’s van de armoedige situatie van de Hongaarse vluchtelingen. Ook de Nederlandse Federatie van Vluchtelingenhulporganisaties (NFV), die opvang, huisvesting en werk regelde, was erg belangrijk. De succesvolle opvang van de Hongaren in Nederland was vooral mogelijk door het particuliere initiatief.
Vanuit de Rijksoverheid werd een Interdepartementale Commissie voor Hongaarse Vluchtelingen opgericht, een overlegorgaan dat toezicht hield op hulpinitiatieven om het vluchtelingenprobleem op te lossen. De regering nam als internationaal humanitair gebaar duizend Hongaarse vluchtelingen op, maar accepteerde er pas na flink onderhandelen tweeduizend extra. De regering verhoogde het aantal pas toen afgesproken werd dat een deel van de Hongaren als mijnwerkers ingezet kon worden. Dit past in het beleid van de Nederlandse regering in de jaren vijftig, waarin economische motieven voorop stonden. Zo hadden ambtenaren tijdens selectiemissies in Oostenrijkse kampen eerder al vluchtelingen uitgenodigd voor werk in Nederland, om het arbeiderstekort in bepaalde sectoren op te lossen. Tycho Walaardt, Geruisloos inwilligen; argumentatie en speelruimte in de Nederlandse asielprocedure, 1945-1994 (Hilversum, 2012), 105-106.
‘‘De Nederlandse overheid wilde een humanitair gebaar maken, maar de economie moest er wel van kunnen profiteren’’.
Argumenten voor een streng beleid waren de woningnood, de komst van andere migranten en de bevolkingsgroei. De drieduizend Hongaarse vluchtelingen werden ‘uitgenodigd’. Zo kwamen ze buiten de reguliere asielprocedure om Nederland in. Het beeld van Nederland als gastvrij land werd door de komst van de Hongaarse vluchtelingen versterkt.
Het vluchtelingenbeleid veranderde vanaf 1953 van het toelaten van groepen vluchtelingen binnen Nederland naar fondsenwerving en internationale samenwerking voor opvangprojecten buiten de grenzen van Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken stelde dat Nederland niet haar grenzen open zou kunnen stellen voor nog meer vluchtelingen. Ook Zweden en Noorwegen kochten voor vluchtelingenopvang buiten het eigen land paviljoenen in Oostenrijk aan.
In 1952 had de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties opgeroepen tot inzamelacties. Het doel was de situatie in Centraal-Europese (met name Oostenrijkse) vluchtelingenkampen te verbeteren om ze uiteindelijk te kunnen sluiten. In de periode 1954-1960 vond daardoor in Nederland een serie nationale inzamelacties plaats, zoals de Uurloonactie en de Sleutelactie. De inzamelactie voor het Gelders Paviljoen was ook een inzamelactie die bedoeld was om vluchtelingen in Oostenrijk een beter onderkomen te geven.
Ook komt het ontstaan van het Gelders Paviljoen voort uit een serie hulpacties over en weer tussen Oostenrijk en Nederland. Oostenrijk was Nederland dankbaar voor de hulp die Nederland had geboden bij het opvangen van verzwakte, ondervoede Oostenrijkse kinderen na de Eerste Wereldoorlog. Deze kinderen kwamen per trein naar Nederland om een aantal maanden aan te sterken.Zie ook: Dick H. Eikelboom, ‘Gastvrij onthaal in Zutphen tijdens en na WOI’.Velen bleven echter permanent, onder wie bijvoorbeeld Miep Gies (bekend van Anne Frank). Uit dankbaarheid bouwde Oostenrijk vervolgens na de Watersnoodramp van 1953 een opvangpaviljoen voor het Nederlandse Rode Kruis,het Henry Dunant-huis in Zeist. Online krantendatabase delpher.nl, ‘Paviljoen van Jeugd Rode Kruis in gebruik genomen’, Leeuwarder Courant (14 oktober 1953), 3.
Hoewel Gelderland zelf niet getroffen was door de Watersnoodramp, wilde de provincie wel wat terugdoen voor de hulp die Oostenrijk in 1953 aan Nederland had gegeven. In een brief aan bedrijven en instellingen herinnerde de voorzitter van de Stichting Gelders Paviljoen eraan dat Gelders Archief, Arnhem, 0606-487 Stichting ‘‘Gelders Paviljoen voor Hongaarse vluchtelingen in Oostenrijk’’ (1956-1957), ‘Circulaire van voorzitter Majoewsky van de Stichting Gelders Paviljoen aan bedrijven en organisaties: oproep tot donatie’ (31 december 1956).
‘‘…de provincie [Gelderland], die nog niet zo lang geleden zelf met behulp van anderen weer moest worden op de been geholpen [doelend op WOII, auteur], nú in staat is op haar beurt te helpen.’’
De inzamelactie voor het Gelders Paviljoen herinnerde de Oostenrijkers weer aan de gastvrijheid die Nederland getoond had bij het opvangen van de kinderen na de Eerste Wereldoorlog.
Oostenrijks krantenartikel over de kinderen die naar Nederland gebracht werden. Bron: Grazer Mittags Zeitung (7 april 1920), 2. ANNO/Österreichische Nationalbibliothek (http://anno.onb.ac.at/cgi-content/anno?aid=gmz&datum=19200407&seite=2&zoom=33) [geraadpleegd op 20-4-18].
Soldaten in Nijmegen verkopen soep om geld in te zamelen voor het Gelders Paviljoen. Bron: ‘Holländische Hilfsorganisation finanziert den Bau eines neuen Hauses: das Jungarbeiterdorf wächst’, Der Österreichische Jungarbeiter 8 (ÖJAB Wenen, voorjaar 1957), 8. ÖJAB-Archiv.
De bevolking van de provincie Gelderland had eind 1956 al zo genereus gedoneerd aan het Nationale Comité voor de Hongaarse vluchtelingen, dat de Provinciale Staten van Gelderland het niet nodig vonden de bijdrage uit de provinciekas te verhogen. Wel had de provincie een faciliterende en coördinerende rol in de vluchtelingenhulp. Zo was de Commissaris van de Koningin in Gelderland voorzitter van de Provinciale Commissie Vluchtelingenhulp Gelderland, waarmee de Provincie de vele lokale initiatieven en stichtingen voor vluchtelinghulp coördineerde. Ook gaf de Provincie jaarlijks subsidie aan het Universitair Asylfonds (UAF), dat Hongaarse gevluchte studenten opving.
De Commissaris van de Koningin in Gelderland was tevens erevoorzitter van de Stichting Gelders Paviljoen. In die hoedanigheid kon hij zijn grote netwerk inzetten om inzamelacties kracht bij te zetten. Ook was hij voorzitter van het Nederlands Comité Vluchtelingenjaar 1959/1960, dat een collecte organiseerde voor het World Refugee Year van de VN. Dit was bedoeld om de Centraal-Europese vluchtelingenkampen vijftien jaar na de Tweede Wereldoorlog eindelijk te kunnen sluiten. Ook Gelderland droeg hier met inzamelacties aan bij.
Luchtfoto van het Jungarbeiterdorf Hochleiten in 1956, waar in 1957-58 het Hollandhuis gebouwd werd. Bron: online fotoarchief ÖJAB (http://vhost.oejab.at/60_Jahre/1965/index.htm) [geraadpleegd op 25-4-17].
De initiatiefnemer van deze Gelderse hulpactie was de Arnhemse garde-kapitein Herman M. Reinders. Het idee kwam dus uit Arnhem, wat ook het hoofdkwartier en zwaartepunt van de Gelderse hulpactie zou blijven. Reinders was jarenlang namens de garnizoenscommandant van Arnhem actief in maatschappelijke organisaties en initiatieven en als zodanig was hij bewust van de urgentie van het vluchtelingenprobleem.Online krantendatabase delpher.nl, ‘Initiatief van militairen: paviljoen voor dakloze Hongaren in Oostenrijk’, Leeuwarder Courant (24 december 1956), 8.
‘‘Het feit, dat de vluchtelingenkampen in Oostenrijk boordevol zitten en nog honderden moeders met kinderen in de open lucht moeten verblijven, heeft in Gelderland in militaire kringen het plan doen rijpen een actie te voeren voor de bouw van een paviljoen in Oostenrijk, dat volledig zal worden ingericht en plaats zal bieden aan honderd vluchtelingen.’’
De initiatiefnemers van de Gelderse hulpactie besloten dus het opvanghuis in Oostenrijk te bouwen, ook omdat ze meenden dat de Hongaren graag dicht bij huis wilden blijven. Dat de Gelderse inzamelactie in militaire kringen ontstond, was niet gek: in heel Nederland zetten militairen en voormalige verzetsmensen zich in voor het Hongaarse vluchtelingenprobleem.
Nadat het idee ontstaan was, werd samen met vluchtelingenhulporganisaties en het Rode Kruis medio december 1956 een plan gemaakt. De ‘Stichting Gelders Paviljoen voor Hongaarse vluchtelingen in Oostenrijk’ werd opgericht. Het doel was ‘de leniging van de meest dringende noden onder de Hongaarse vluchtelingen’. ‘Initiatief van militairen: paviljoen voor dakloze Hongaren in Oostenrijk’, Leeuwarder Courant (24 december 1956), 8; ‘Paviljoens voor vluchtelingen in Oostenrijk: actie in Gelderland’, De Tijd (24 december 1956), 8; ‘Gelders Paviljoen voor jonge Hongaren in Oostenrijk plechtig overgedragen: Prachtig aandeel van Gelderland in ‘‘Jungarbeiterdorf’’ in Hochleiten’, Dagblad voor Nijmegen (10 juni 1958), 1. Vluchtelingen moesten er een zorgeloos eigen leven kunnen leiden. De hoop bestond dat andere provincies en zelfs landen de actie zouden kopiëren zodat meerdere paviljoenen gebouwd konden worden. De Stichting Gelders Paviljoen wilde dat het opvanghuis een semipermanente vestiging zou worden in plaats van een tijdelijk doorgangskamp. Het bestuur benadrukte dan ook dat het gebouw van alle gemakken voorzien moest worden en dat de constructie lang stand zou houden. Het ging dus om duurzame hulp. De Hongaarse vluchtelingen die erin zouden gaan wonen, moesten in de buurt van het Gelders Paviljoen aan het werk gezet worden.
‘Wir berichten aus Hochleiten... - 'Jeden Tag bis zum Einbruch der Dunkelheit...', Der Österreichische Jungarbeiter 9 (ÖJAB Wenen, mei 1957), 15. ÖJAB-Archiv.
Jungarbeiter voor het Gelders Paviljoen, dat in december 1957 bijna af was. Bron: ‘Gelderse vrouwen op weg met zakdoekloten voor Hongaren: In verschillende steden van onze provincie hernieuwde verkoopactie’, De Gelderlander, Dagblad voor Nijmegen (4 december 1957), 4. Regionaal Archief Nijmegen.
Het bestuur van de Stichting Gelders Paviljoen bestond uit prominente Gelderse burgers, onder wie de burgemeester van Arnhem en initiatiefnemer Reinders. Het Comité van Aanbeveling bestond uit Gelderse, maatschappelijk betrokken belangrijke mensen uit diverse sectoren en netwerken. Het bestuur (Werkcomité) van de Stichting Gelders Paviljoen werd gevormd door dr. Majoewsky (voorzitter), de heren Lingeman en Hoogenboom (secretarissen), de heer Beek (penningmeester) en vier algemene bestuursleden, waaronder de oorspronkelijke initiatiefnemer: garde-kapitein Herman M. Reinders. In het Comité van Aanbeveling (Erecomité) zaten burgemeester van Arnhem Chr. Matser, kolonel J.A.W. Uylenberg (Territoriaal Bevelhebber Oost) en vertegenwoordigers van burgerorganisaties en het bedrijfsleven, voorgezeten door erevoorzitter en Commissaris van de Koningin in Gelderland heer C.G.C. Quarles van Ufford. Zij traden op als ambassadeurs van de Gelderse inzamelactie en spraken ieder hun eigen kringen aan om donaties aan de Stichting Gelders Paviljoen te stimuleren. Op 7 januari 1957 ging een deel van het bestuur van de Stichting Gelders Paviljoen enkele dagen naar Wenen om te overleggen met het Rode Kruis, het Oostenrijkse Ministerie van Huisvesting en de VN vluchtelingenorganisatie. Toen het plan niet met het Oostenrijkse Rode Kruis uitvoerbaar bleek, werd het bestuur van de Stichting Gelders Paviljoen in contact gebracht met de Weense Kamer van Koophandel en dr. Bruno Buchwieser, president van de Österreichische Jungarbeiterbewegung (ÖJAB). De ÖJAB was een liefdadigheidsorganisatie die een aantal Jungarbeiterdörfer bezat, een soort modeldorpen waar jonge arbeiders samen konden wonen en werken. Eindelijk werd de locatie van het Gelders Paviljoen gekozen: Jungarbeiterdorf Hochleiten in de gemeente Giesshübl, vlakbij Wenen.
De Nederlandse en Oostenrijkse partijen tekenen voor samenwerking om het Gelders Paviljoen te realiseren. Bron: 'Hollandhaus Vertrag'. ÖJAB-Archiv.
Intussen was de Gelderse inzamelactie begonnen: op 24 december 1956 riep Commissaris van de Koningin Quarles van Ufford in De Gelderlander burgers op om te doneren. Regelmatig werd in kranten de tussentijdse stand bekendgemaakt van de hoeveelheid gedoneerd geld. Daarnaast schreef de Stichting Gelders Paviljoen oproepen tot donaties naar verenigingen, de Kerk, radio-omroepen, de Nationale Bioscoopbond, vakbonden, fabrieken, burgemeesters en bedrijven. Donerende bedrijven en organisaties konden toezeggingen doen van bedragen die ze verwachtten op te halen met de acties die ze onder hun werknemers of leden hielden. Een grote donatie was één ‘eenheid van onderdak’ voor een Hongaarse vluchteling in het Gelders Paviljoen. Een kleinere donatie was één ‘eenheid van ligging’ (de kosten van één bed voor een Hongaar).
GldA, Arnhem, 0606-487 Stichting ‘‘Gelders Paviljoen voor Hongaarse vluchtelingen in Oostenrijk’’ (1956-1957), ‘Overzicht van de per eenheid nodige bedragen en invulformulier voor donatie, bijlage bij de circulaire aan bedrijven en organisatie’ (31 december 1956).
Gelderlanders gingen op eigen initiatief langs de deuren, lokale jeugdverenigingen hielden inzamelacties en militairen in Nijmegen organiseerden een soepverkoopactie. Begin april 1957 werd een zakdoekenloterij gestart door de Federatie van Vrouwelijke Vrijwillige Hulp, waarmee 100.000 loten verkocht moesten worden voor een opbrengst van 70.000 gulden. Dat de inzamelactie voor het Gelders paviljoen mogelijk werd gemaakt door bijdragen uit diverse sectoren, laat het volgende taartdiagram zien:
Taartdiagram over de herkomst van de 165.000 gulden aan donaties aan de Stichting Gelders Paviljoen. Gebaseerd op bedragen uit het financieel eindrapport van de Stichting Gelders Paviljoen in ‘Gelders Paviljoen’, Dagblad voor Nijmegen (24 februari 1959), 11. De volgende bijdragen (in guldens) worden genoemd: bedrijfsleven 55.000, particulieren 39.000, militairen 31.000, overheid 22.000, diversen 18.000.
GldA, Arnhem, 0606-487 Stichting ‘‘Gelders Paviljoen voor Hongaarse vluchtelingen in Oostenrijk’’ (1956-1957), ‘Verzoek tot publicatie in het Arnhems Dagblad van de oproep tot donatie door de Commissaris van de Koningin in Gelderland’ (december 1957)
Burgers in Gelderland waren eind 1956 door provinciale bladen al op de hoogte gebracht van het Hongaarse vluchtelingenprobleem in de Oostenrijkse kampen. Ook had de Commissaris van de Koningin in Gelderland in zijn Kersttoespraak al benadrukt dat snelle hulp aan de Hongaren nodig was. Er had dus al een zekere bewustwording plaatsgevonden bij veel Gelderlanders wat betreft de urgentie van het Hongaarse vluchtelingenprobleem. Om burgers, bedrijven en organisaties over te halen om aan het Gelders Paviljoen te doneren, werd beroep gedaan op waarden zoals ‘vrijheid’ en ‘democratie’. Deze stonden in contrast met de communistische terreur waar de Hongaren onder gebukt gingen. Een lid van de Provinciale Staten zeiGldA, Arnhem, 0038-1531 Provinciale Staten, ‘Notulen van de winterzitting 1956’ (10 december 1956), 22, 32-33.
:
‘Wij moeten God dankbaar zijn, dat wij hier in Nederland nog in vrijheid mogen leven’.
Ook werd ingespeeld op (christelijke) naastenliefde en het idee dat het ging om vluchtelingen van ‘ons Hongaars broedervolk’. Walaardt, Geruisloos inwilligen, 96. Het Paviljoen moest een symbool van Gelders medeleven en een ‘monument van warme menselijkheid’ worden. Bioscopen en kranten toonden het grote publiek in Gelderland de barre omstandigheden in opvangkampen om hen te motiveren geld te doneren voor de bouw van het Gelders Paviljoen. Plichtsbesef en opoffering werd van de Gelderse burgers gevraagd. Ook werd Gelderse burgers duidelijk gemaakt hoe groot de impact van een donatie was; als elke Gelderlander één kwartje zou doneren, zou het mogelijk worden honderd Hongaren menswaardig te huisvesten. Een donatie was een klein bedrag dat iedereen wel kon missen:
‘‘Het offer, dat van u gevraagd wordt, staat gelijk met het genot, dat gij smaakt uit 5 sigaretten, 1 sigaar of 1 stuk chocolade.’’
De plechtige eerste spadesteek voor de start van de bouw van het Gelders Paviljoen. Bron: ‘Wir berichten aus Hochleiten... - Spatenstich für das Hollandhaus’, Der Österreichische Jungarbeiter 9 (ÖJAB Wenen, 1957), 15. ÖJAB-Archiv.
Foto ‘Hollandhaus Bau’. Het Gelders Paviljoen onder constructie in 1957. Bron: ÖJAB-Archiv, Wenen.
Voor de bouw van het Gelders Paviljoen werd eind april 1957 plechtig de eerste spade in de grond gestoken. Toenmalig ambassadeur te Wenen mr. E. Star Busmann sprak al zijn hoop uit dat het Hollandhuis de Oostenrijks-Nederlandse betrekkingen zou verdiepen. Het was een ceremonie met veel prominente gasten: de president van het Jungarbeiterdorf, vertegenwoordigers van het Oostenrijkse, Nederlandse en Internationale Rode Kruis en de Stichting Gelders Paviljoen. Zij huldigden het initiatief met een ereschild voor de Arnhemse kapitein Herman Reinders. ‘Nederlands tehuis voor Hongaarse vluchtelingen in Oostenrijk’, Nieuwsblad van het Noorden (29 april 1957), 2; ‘Verrassende wending in Gelderse paviljoenactie’, Dagblad voor Nijmegen (2 mei 1957), 2; ‘Al f35.000 bijeen voor bouw tweede paviljoen’, Arnhemsche Courant (2 mei 1957); ‘„Hollandhuis” voor jonge Hongaren: Oostenrijk dankt voor het werk van „Gelders Paviljoen’’’, Nieuwsblad van het Noorden (4 mei 1957), 2. Overigens werd kapitein Reinders in 1964 officieel gehuldigd wegens zijn verdiensten (waaronder het idee voor het Gelders Paviljoen) voor de stad Arnhem, zie: ‘Valentijnhulde was voor kap. Reinders: Contactman tussen leger en burgers’, De Gelderlander (15 februari 1964). Hongaarse jongens hielpen ook mee aan de bouw van het Hollandhuis in het Jungarbeiterdorf.
Begin mei 1958 was het Hollandhuis klaar, en op 9 juni 1958 werd het Hollandhuis geïnaugureerd in het bijzijn van een uitgebreide Nederlandse en Oostenrijkse delegatie. Na een aantal toespraken werd een oorkonde in de hal van het huis opgehangen, waarmee het huis officieel aan het beheer van de Weense Kamer van Koophandel werd overgedragen. De volksliederen van Oostenrijk en Nederland werden gespeeld, en de Oostenrijkse televisie en binnen- en buitenlandse pers legden alles vast. Het Jungarbeiterdorf Hochleiten werd mede door het Hollandhuis een ‘Europees dorp’. De Oostenrijkse minister van Buitenlandse Zaken hoopte dat dankzij het Hollandhuis het idee van een verantwoordelijk, menselijk en gezegend Europa zou groeien.
Ondanks het feit dat 50.000 Nederlanders uit Indonesië naar Nederland kwamen en men ook al aan nationale inzamelacties voor Hongaarse vluchtelingen geacht werd bij te dragen, was het de Gelderlanders toch gelukt genoeg geld in te zamelen om een bijzonder opvanghuis voor Hongaarse vluchtelingen in Wenen te bouwen. Stichting Gelders Paviljoen was een uniek regionaal initiatief in Nederland; Gelderland was de enige provincie die een dergelijk paviljoen bouwde. Bijzonder was ook de succesvolle Oostenrijks-Gelderse samenwerking waarmee het Hollandhaus tot stand kwam.
Auteur bij het huidige Hollandhuis in Giesshübl, Oostenrijk. Foto genomen in juli 2017 door Dittmar Zoder.
Dit longread artikel is gebaseerd op het scriptieonderzoek van Sebastian Lenders, geschreven in opdracht van de Nederlandse Ambassade te Wenen. De historische foto’s en bronnen komen uit het Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Erfgoedcentrum Rozet Arnhem, Gelders Archief (GldA) Arnhem, ÖJAB-Archiv Wenen, online krantendatabase delpher.nl en collecties van de Verein der Freunde des Jungarbeiterdorfes Hochleiten en de Nederlandse Ambassade te Wenen.
Samenwerking - De Longreads over Gelderse geschiedenis worden geschreven door jonge historici. Ze komen tot stand door een samenwerking tussen de Radboud Universiteit (afd. Geschiedenis) en Erfgoed Gelderland.