Waar nu het Keizer Augustusplein ligt, sloegen jager-verzamelaars rond 5500 voor Christus hun kamp op. Dit was toen een waterrijk, bebost gebied met veel vis, watervogels, bevers, reeën en ander wild.
Jager-verzamelaars waren mensen die leefden van jacht, visvangst en het verzamelen van noten, wortels en vruchten. Ze trokken rond in kleine groepen, op zoek naar voedsel. Rond 5500 voor Christus sloegen ze hun kamp op aan de noordzijde van de Waal. Dit weten we uit grondboringen, waarbij werd ontdekt dat de grond onder en rond het Keizer Augustusplein vol ligt met resten uit die tijd. Er is daar bijvoorbeeld as van kampvuren gevonden met daartussen visresten.
Het komt in Nederland niet vaak voor dat zulke resten zo goed bewaard zijn gebleven. Daarom is de grond aan beide kanten van het Keizer Augustusplein aangewezen als archeologisch rijksmonument. Dat betekent dat de grond wettelijk beschermd is en dat iemand een vergunning moet hebben om er iets op te mogen bouwen. De grond blijft daardoor bewaard voor de toekomst. Hopelijk leveren betere technieken dan nog meer kennis op over het leven in die tijd.
Uit andere vondsten blijkt dat rond 3700 voor Christus de eerste boeren vlakbij deze plek gingen wonen. Zij hadden akkertjes en hielden runderen en varkens. Daarnaast bleven zij ook jagen en verzamelen.