Aan de Achterstraat staat een fraai, oud pand met trapgevels. Eens was het deel van het Sint-Pietersgasthuis, een omvangrijk complex begrensd door Goilberdingerstraat, Achterstraat en Korte Meent. Het wordt voor het eerst vermeld in 1386.
Het Pietersgasthuis biedt onderdak aan arme reizigers en stadsbewoners. Ook aan 'proveniers', meestal mannen die in het huis kost en inwoning krijgen op voorwaarde dat hun bezittingen na hun dood aan het gasthuis toekomen.
Daarnaast is het gasthuis ook een soort ziekenhuis. Er worden behoeftige zieken verpleegd. Patiënten met een besmettelijke ziekte liggen in een speciale 'pockkamer'. Die bevond zich op de hoek van Korte Meent en Achterstraat. Melaatsen (mensen met lepra) verblijven niet in het gasthuis maar in het 'melatenhuis', gelegen buiten de Lekpoort.
Het gasthuis bezit ook een eigen boerderij en een kapel, bedoeld om missen te houden voor het zielenheil van schenkers van geld en goederen. Deze gasthuiskapel bevond zich op de hoek van Goilberdingerstraat en Achterstraat, waar nu de Lutherse kerk staat.
Dit verhaal is onderdeel van de canon van Culemborg. Het volgende venster is hier te vinden.