De Slag om Arnhem was slechts een schakel in de totale geallieerde operatie Market Garden, maar trof de stad diep in het hart. De strijd in en om de stad veranderde Arnhem eens en voor altijd. De hevige gevechten en beschietingen verwoestten de gehele binnenstad. Na de verloren slag moesten alle Arnhemmers hun stad verlaten om bij hun terugkeer in het voorjaar van 1945 een desolate en geplunderde stad aan te treffen.
De Rijnbrug van Arnhem bleek in september 1944 ‘een brug te ver’ en de brug en de stad werden daarmee synoniem voor een onontkoombare nederlaag. Arnhem verwierf, mede door het boek van Cornelius Ryan en de verfilming van Richard Attenborough uit 1977, wereldfaam.
De Slag om Arnhem (17-26 september 1944) was een onbedoeld onderdeel van de militaire operatie Market (lucht) Garden (land). De gedurfde poging om een snelle doorsteek naar Duitsland te forceren, kwam bij Arnhem tot stilstand. Onverwachts stuitten de geallieerde soldaten bij Arnhem op een sterke Duitse legermacht die zich met pantserdivisies toevallig in de buurt van de stad bevond. De lichtbewapende geallieerde luchtlandingsdivisies (Airbornes) hadden geen schijn van kans om hun doel, het vestigen van een bruggenhoofd voor de grondtroepen, te realiseren. Slechts zeshonderd soldaten, onder leiding van luitenant-kolonel John Frost, bereikten de Rijnbrug. Na vier dagen zware strijd moesten zij zich op donderdag 21 september overgeven aan de Duitsers. Uiteindelijk zouden drieduizend van de tienduizend, veelal Engelse en Poolse geallieerde soldaten, bij Driel de veilige overkant bereiken.
De Slag om Arnhem was op dinsdag 26 september definitief over. Wat restte, was een totaal verwoeste binnenstad en een ontredderde bevolking. Zij kreeg het bevel binnen 48 uur de stad te verlaten, waarbij slechts het hoognodige mocht worden meegenomen. De circa 95.000 Arnhemmers dachten dat ze binnen enkele dagen weer terug zouden zijn. Het werden uiteindelijk acht maanden. De evacués gingen naar Apeldoorn, Rheden, Ede of nog verder weg. Ook in het Openluchtmuseum streken evacués neer.
Na de slag plunderden de achtergebleven Duitsers in oktober en november 1944 op grote schaal de stad. Alle huisraad werd afgevoerd naar Duitsland, bedoeld voor de Duitse slachtoffers van geallieerde bombardementen. Uit de AKU verdwenen elektromotoren, uit de ASM en de Billiton machines en gereedschappen en zelfs het Openluchtmuseum en Burgers’ Zoo ontkwamen niet aan de rovershanden.
Dit alles werd met gevaar voor eigen leven vastgelegd door de Arnhemse fotograaf Piet de Booys. Met een Ausweis als lid van de Technische Nooddienst fotografeerde hij ook in de Jacob Marislaan de plundering van de stad.
Op 14 april 1945 troffen de geallieerde bevrijders een verwoeste, totaal beroofde dode stad aan. Van de 25.000 huizen bleven slechts een kleine tweehonderd onbeschadigd. Historische gebouwen als de Walburgiskerk, het Paleis van Justitie, de Sabelspoort, de ambtswoning van de commissaris van de koningin op de Markt (huize Anderlecht), de Waag en de Willemskazerne waren door oorlogsgeweld verwoest. De meeste bedrijven waren met de grond gelijk gemaakt, de Rijn was onbevaarbaar, de kademuren onbruikbaar en de laatste ziekenhuisbedden waren in het brandende Diaconessenhuis verloren gegaan. Vooral de toestand van de Eusebiuskerk trof de Arnhemmers diep. Door de zware schade aan de toren had de stad haar vertrouwde aanblik verloren. De vernielde Eusebiustoren werd symbool van het zwaar getroffen Arnhem.
Dit is een venster uit de Canon van Arnhem
Vorige vensterVolgende venster
Jan de Vries, CC-BY-NC