In 950 geeft de Duitse keizer de kerk van Tiel weg, maar de rest van de stad houdt hij in bezit. Tot zeker 1100 woont er op een al door graaf Waltger gebouwde burcht een vertegenwoordiger van de keizer, de prefect.
Verschillende keizers bezoeken de Tielse burcht. En de prefect laat er op naam van de keizer ook munten slaan. De Tielse kooplieden nemen die munten dan weer mee op hun reizen. Daarom zijn Tielse munten teruggevonden van Engeland tot aan het Oostzeegebied.