Ruim honderd vindplaatsen zijn het bewijs dat in het gebied van de Gemeente Rheden al vroeg bewoning heeft plaatsgevonden. De oudste gaan waarschijnlijk terug tot het midden - en laat paleolithicum, de periode van circa 300.000 tot 11.000 jaar geleden. Jagers trokken toen in kleine groepen door het landschap, op zoek naar voedsel. Vuurstenen werktuigen waren hierbij als gereedschap onmisbaar. Juist deze zijn op de Posbank in Rheden en in het Soerense Broek gevonden.
Uit het mesolithicum (8800-4900 v. Chr.) is er meer bewijs voor menselijke aanwezigheid. Vondsten komen uit het Rozendaalse Zand in Velp, maar vooral de Spankerense Enk is rijk aan vindplaatsen uit deze periode. Met de Spankerense Enk is meteen een archeologisch terrein van bovenlokaal belang genoemd. Vanaf de vroege prehistorie was deze plek nagenoeg alle perioden bezocht of bewoond. Het wonen op vaste plaatsen zien we pas vanaf het neolithicum (5300-2000 v. Chr.), wat aan de introductie van landbouw kan worden gekoppeld. De vroegste inwoners van deze omgeving hebben vanaf omstreeks 4200 v. Chr. het jagers- en verzamelaarsbestaan geleidelijk opgegeven om te gaan 'boeren'. Behalve op de al genoemde Spankerense Enk zijn ook in Rheden (Kerktoren, Onzalige Bossen, Posbank en Vossenbergen), De Steeg (Middachter Bossen) en Velp (waaronder het Rozendaalse Zand en Beekhuizen) vondsten gedaan. Het gaat nog steeds vooral om (vuur)stenen werktuigen, waaronder bijlen. Bijzonder is de Velpse vondst van een potbeker die op zijn kop was ingegraven. Elders zijn in vergelijkbare context resten van menselijke schedels gevonden.
In het laat-neolithicum (2850-2000 v. Chr.) begon men overledenen in grafheuvels te begraven, met een bloeiperiode in de bronstijd (1800-1100 v. Chr.). Ook in Rheden zijn er dergelijke grafheuvels geweest. Op 17e-eeuws kaartmateriaal zien we ter hoogte van de huidige Rembrandtlaan in Velp de "Coberch", waar in 1929 urnvondsten zijn gedaan. Ook van de "Potjesberg" (Rheden-Posbank) komen urnvondsten. Daarnaast zijn grafveldlocaties bekend in onder andere Worth-Rheden (Holleweg) en Havikerwaard, De Steeg (Oversteeg) en Dieren (Noorderstraat). Deze vindplaatsen stammen uit de late bronstijd (1100-800 v. Chr.) en vroege ijzertijd (800-500 v. Chr.). In deze perioden was het gebruikelijk om overledenen te cremeren. Uit de vroege ijzertijd dateert ook de tot nu toe oudst aangetroffen woning binnen de gemeentegrenzen: een boerderij met de afmetingen van minimaal 14x8 m, onderzocht tijdens opgravingen in Velp (Elsweiden).
Vanaf 47 n. Chr. kwam de gemeente Rheden direct aan de noordelijke Romeinse rijksgrens te liggen, de Limes. Behalve de aanwezigheid van veel Romeinse vindplaatsen in de gemeente Rheden, is tijdens het onderzoek in Elsweiden ook een meer dan 30 m lange boerderij uit de 2e eeuw n. Chr. gevonden. Fragmenten van olijfolie-amforen wijzen op import vanuit de Romeinse wereld. Een ander voorbeeld van onderlinge contacten vormen de twee Velpse goudschatten uit de 5e eeuw n. Chr., topvondsten uit de Nederlandse archeologie.
De Rhedense geschiedenis is aan het begin van de vroege middeleeuwen (450-1050) in duisternis gehuld. Er zijn wel vroegmiddeleeuwse vindplaatsen, maar bekende dateringen wijzen eerder op de latere periode van de Karolingische tijd (8e-10e eeuw). Toen had de Veluwse ijzerproductie ook een vlucht genomen. Sporen hiervan zijn bijvoorbeeld te zien in Velp (Rozendaalse Zand) en Dieren (Carolinaberg). Flinke kuilen wijzen op de winning van ijzerhoudende klapperstenen. Te Rheden (IJzerbaan) en De Steeg (Parkweg) zijn daarnaast ook ovenwanden gevonden. Noemenswaard is de IJzeren Berg in de Onzalige Bossen, waar in nederzettingsverband tot in de late middeleeuwen ijzer is geproduceerd. Een deel van de ijzeropbrengst zal voor de markt zijn aangewend. Waarschijnlijk liep in verband hiermee door Dieren een handelsroute naar Harderwijk. Vanaf 800 startten ook de grootschalige ontginningen van de Oost-Veluwe. Het is uit deze periode dat de oudste Rhedense plaatsnamen stammen en de inrichting van de gemeente vorm begon te krijgen.
Martijn Defilet