De Sint Stevenskerk opende haar deuren in 1272. Ze werd in de eeuwen die volgden groter en groter, tot ze in 1560 zo groot was als nu. In het middeleeuwse Nijmegen werden ook veel kloosters gesticht. Het kerkelijk leven groeide en bloeide in deze periode volop.
Het eerste klooster van Nijmegen was de Commanderie van Sint Jan (1214). Dit was ook een opvanghuis voor zieken en vreemdelingen. Daarnaast vestigden zich in de loop van de tijd verschillende nieuwe kloosterorden in Nijmegen. Zo was er een dominicanenklooster in de Broerstraat en een franciscanenklooster dat eerst buiten vlakbij de Hezelpoort stond en later binnen de stadsmuren.
De Nonnenstraat en de Begijnenstraat verwijzen naar de vrouwengemeenschappen die daar gevestigd waren: een nonnenklooster en een begijnhof. Begijnen waren vrome ongehuwde vrouwen. Zij woonden samen aan het begijnhof, elk in een eigen huisje. Ook op een aantal andere plekken in de stad waren zulke vrouwenkloosters en begijnhoven te vinden. De vrouwen in deze vrouwengemeenschappen baden meerdere keren per dag. Andere bezigheden waren liefdadigheidswerk, huishoudelijk werk, het verzorgen van zieken en het geven van onderwijs.