Duitse vluchtelingen staken in de jaren ‘30 met golven de grens met Gelderland over. Dieptepunt vormde de grote stroom van 10.000 Joden naar Nederland in de maanden na de Kristallnacht, de rabiate geweldsuitbarsting van de nazi’s in Duitsland in november 1938 tegen Joodse burgers en hun eigendommen.
Vanaf 1933 kwamen steeds meer Joodse en politieke Duitse vluchtelingen naar ons land. De situatie in de grensplaatsen veranderde danig in de jaren ‘30. Bewoners van de grensstreek bij Nijmegen gingen al tijden intensief met elkaar om. Aan beide kanten van de grens sprak men vaak hetzelfde dialect; de grens werd gezien als een vage scheidslijn die niet hinderde bij werk, handel of sociaal verkeer. Vanaf 1930 drong geleidelijk het nazi-geluid door in het gewone, dagelijkse grensverkeer en daarmee politiseerde de grens geleidelijk.
Vaak verbleven de Duitse vluchtelingen in het grensgebied dichtbij het vaderland, in de hoop snel weer te kunnen terugkeren. Het beleid vanuit Den Haag was gericht op het inperken van de toestroom van vluchtelingen. De minister van Justitie schreef in mei 1938 dat de vluchteling een ‘ongewenscht element voor de Nederlandsche maatschappij en derhalve (…) een ongewenschte vreemdeling’ was, die moest worden geweerd. Maar in de praktijk aan de grens bleek dat niet zo gemakkelijk uitvoerbaar. Duizenden kwamen illegaal over de ‘groene grens‘ Nederland binnen.
Bron: Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945
Oorlog
Tweede Wereldoorlog
1900-1950
Berg en Dal
Rijk van Nijmegen