De verdedigingstoren van de hertog

Karel van Gelre en latere bewoners van De Geldersche Toren

Oprijlaan de Gelderse Toren met bedienden rond 1900 Collectie Belangenvereniging Spankeren

Foto 1/4

Hoog water bij de oprijlaan van de Geldersche Toren. Collectie Belangenvereniging Spankeren

Foto 2/4

Hoog water bij de Gelderse Toren. Collectie Belangenvereniging Spankeren

Foto 3/4

Oprijlaan naar de Gelderse Toren Foto Marianne Poorthuis

Foto 4/4

De wachttoren De Geldersche Toren was vanouds een bezit van de graven van Zutphen, waarbij door het huwelijk van de erfdochter Ermgard met graaf Gerhard II van Gelre, ook dit goed aan de bekende graven (later hertogen) van Gelre kwam. Het was hertog Karel van Gelre die in 1535 opdracht gaf de toren grotendeels af te breken en weer op te bouwen als woontoren.

De hertogen woonden hier overigens niet, maar deze Karel schonk de nu herbouwde toren aan zijn bastaardzoon Karel, die op 4 mei 1538 trouwde met Fenna van Broeckhuysen, zodat er een Van Gelder op kwam te wonen. Hun zoon, wederom Karel geheten, schonk het aan zijn zuster Catharina gehuwd met Herman van Delen. Hun zoon Karel verkocht het aan Wilt van Broeckhuysen. Diens zoon Wilt Jan was gehuwd met Geertruida Freda van Nagell en de toren ging vervolgens naar hun dochter Fenna Helena Aleida van Broeckhuysen, die in 1707 als weduwe van Henrik vom Zee met Gerrit Jan van Rhemen tot Rhemenshuizen (-1748) was gehuwd. Via hun zoon Gerrit Jan (Voorst, 1713-), in 1745 getrouwd met Johanna Catharina Sloet (Vollenhove, 31 mei 1713 - aldaar, 13 april 1789), dochter van Coenraad Willem Sloet tot Slotenhagen en Lindenhorst (1687-1724) en Anna Judith van Echten tot den Oldenruitenborch (1686-1742), kwam het gebouw aan hun kleinzoon Wilt Gerrit Johan (Vollenhove, 28 februari 1757 - Zutphen, 7 april 1827).

Zijn kleinzoon mr. Frederik August van Rhemen tot Rhemenshuizen overleed ongehuwd in 1863 en had het juridisch al overgedragen aan zijn neefje Alexander baron van Rhemen tot Rhemenshuizen, die het bouwvallige huis gedeeltelijk liet slopen en opbouwen in 1868. Hij overleed al in 1877 en na het overlijden van zijn vrouw (C.C. van Leembruggen) in 1921 werd het verkocht aan J.S. Wurfbain en later diens zoon Mr. J.G. Wurfbain. Vervolgens werd in 1979 het kasteel en de landerijen verkocht aan de heer H.B.M. Ruyten die het geheel liet restaureren. Heden wordt de toren bewoond door zijn zoon R.H.P.A. Ruyten.

Bron: Wikipedia