Het verblijf van de wijsgeer, dichter, taalkundige en astronoom Andreas dèr Mouw (Westervoort 1863-Den Haag 1919) in Doetinchem heeft maar veertien jaar geduurd. Toch was die relatief korte periode voldoende om zijn naam voorgoed aan deze plaats te verbinden. De belangrijkste reden waarom hij in een rij bekende Doetinchemse figuren niet mag ontbreken, is het hoge niveau van zijn poëzie.
Van enkele van zijn gedichten wordt door kenners gezegd dat zij behoren tot de mooiste die er in het Nederlands ooit geschreven zijn. Als dichter was Dèr Mouw een laatbloeier: hij begon pas op zijn vijftigste serieus gedichten te schrijven, en vlak voordat zijn eerste bundel zou verschijnen, overleed hij vrij plotseling. Hij was toen bijna 56 jaar.
Dèr Mouws reputatie als poëet wordt in Doetinchem grotendeels overschaduwd door zijn rol in wat nu nog steeds bekend staat als 'het schandaal van Doetinchem'. Het werd indertijd breed uitgemeten in de landelijke pers. Het zogeheten schandaal speelde zich omstreeks 1902 af aan het Doetinchemse gymnasium waar Dèr Mouw sinds 1888 aan was verbonden als leraar klassieke talen. Het schandaal kenmerkte zich onder meer door vermoedens van examenfraude, bevoordeling van leerlingen van vermogende ouders en uiteindelijk een felle lastercampagne tegen Dèr Mouw van wie zelfs werd geïnsinueerd dat hij onbetamelijke betrekkingen met bepaalde leerlingen zou onderhouden. Naar verluidt waren de anti-christelijke gevoelens van Dèr Mouw de ware aanleiding voor de lasterlijke aantijgingen. De affaire liep zo hoog op dat Dèr Mouw enige zelfmoordpogingen deed en zich uiteindelijk in Den Haag vestigde als privéleraar.
Dit verhaal is onderdeel van de canon van Doetinchem. Het volgende venster is hier te vinden.