In 1759 verrijst een geweerfabriek op het voormalige kasteelterrein. Er werken zeventig mensen. Zij smeden en slijpen geweerlopen en bajonetten, maken sloten, laden en beslag, en assembleren de onderdelen.
Stadhouder Willem V start de fabriek in Rotterdam. Aan geweren en pistolen bestaat grote behoefte, maar de Republiek is hiervoor afhankelijk van de geweerfabriek in Luik. Zo ontstaat het plan voor een fabriek waar voortaan alle voor het land noodzakelijke geweren en pistolen worden gemaakt. Men verhuist naar Culemborg vanwege de centrale ligging en de uitstekende transportmogelijkheden over water.
De Culemborgse wapens zijn van hoge kwaliteit. Ze zijn beter, maar ook duurder dan de Luikse. De Nederlandse regimenten, die zelf hun wapens inkopen, kiezen daarom vaak voor de goedkopere, Luikse varianten. Hierdoor krijgt de geweerfabriek nooit de functie waarvoor hij is opgezet. Het bedrijf lijdt decennialang een kwijnend bestaan.
Na nog enige jaren dienst te hebben gedaan in zijn oorlogsmachine, sluit keizer Napoleon de fabriek ten slotte in 1812. De productie wordt verplaatst naar Luik.
Dit verhaal is onderdeel van de canon van Culemborg. Het volgende venster is hier te vinden.