De christendemocraten bleven ook na 1970 de grootste politieke factor in Gelderland - zij het met een kleinere omvang dan daarvoor. De toonaangevende positie van de KVP werd na het electorale samengaan met ARP en CHU in 1973 gecontinueerd door het CDA.
Slechts bij de Statenverkiezingen van 1995 werd de VVD de grootste. Vier jaar later was de christendemocratische koppositie alweer hersteld. Dat neemt niet weg dat processen als ontzuiling en deconfessionalisering de positie van de christendemocraten hebben aangetast.
Met name de teloorgang van de katholieke machtspositie in Nijmegen is tekenend. De stad werd tot 1970 gezien als het 'Rome aan de Waal', maar daarna nam de dominante positie van de katholieken sterk af. De KVP verloor haar absolute meerderheid in de gemeenteraad en in 1987 kreeg Nijmegen met de PvdA-politica Ien Dales voor het eerst sinds negentig jaar weer een niet-katholieke burgemeester. In 2002 kwamen de christendemocraten voor het eerst in de oppositie, toen een volledig 'progressief' college geformeerd werd met wethouders van GroenLinks, de PvdA en de Socialistische Partij.
In Apeldoorn, waar van oudsher de CHU de grootste christendemocratische partij was, had de samenwerking binnen het CDA tot gevolg dat de PvdA, tot dan steeds de grootste partij, haar leidende positie verloor. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van mei 1974 behaalde het CDA dertien zetels, terwijl de sociaal-democraten bleven steken op twaalf. Met uitzondering van de gemeenteraadsverkiezingen van 1986 en 1998 wisten de christendemocraten zich in Apeldoorn als grootste partij te handhaven.
Deze tekst is een verkorte versie van een lemma uit het werk 'Gelderland 1900-2000' (eindredactie: Dolly Verhoeven). In de pdf bij dit verhaal vindt u de volledige tekst.
Alexander van Kessel