
Het sterke verloop van de hoge stuwwal naar het lage IJsseldal zorgde daar voor snelstromend water dat via sprengen (gegraven waterloopjes) stroomafwaarts werd gevoerd langs een of meer waterradmolens. Water leverde niet alleen goedkope energie, de zuiverheid van het water was een noodzakelijke voorwaarde voor de eigenlijke papierbereiding. In zogenaamde hamerbakken werden lompen in schoon water fijn gehamerd tot een vezelbrij. De papierschepper schepte deze vervolgens op met een schepvorm, een platte, rechthoekige, fijnmazige zeef met een bodem van strak gespannen metaaldraden. Hij bewoog de schepvorm heen en weer, waardoor het overtollige water wegliep. De in de vorm achtergebleven vezels hechtten zich aan elkaar. De vellen papier die zo ontstonden, werden vervolgens geperst en gedroogd. In 1740 draaiden 171 papiermolens op de Veluwe.
Dit verhaal is onderdeel van de canon van Gelderland. Het volgende venster is hier te vinden.