Van graafschap tot hertogdom

De territoriale eenwording van Gelre

Gelre behoorde tijdens een groot deel van de middeleeuwen tot één van de voornaamste vorstendommen in de Lage Landen. Voordat Holland vanaf de vijftiende eeuw steeds rijker en machtiger werd dankzij toenemende handel en zeevaart oefende Gelre belangrijke politieke invloed uit op grote delen van het land. Dit veranderde toen Karel V Gelderland in 1543 onderdeel maakte van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën.

Graaf Reinald I (1271-1326) maakte van Gelre een hechtere eenheid en kreeg binnen het Duitse Rijk de status van Rijksvorst. Onder Reinald II werd Gelre in 1339 door de Duitse keizer Lodewijk IV tot hertogdom verheven. De hertog regeerde niet vanuit een zetel, maar reisde voortdurend met zijn gevolg rond, tot uiteindelijk Arnhem in de vijftiende eeuw de voornaamste residentie werd. De hertogen bestuurden het land samen met ridders, die ze bij zich riepen voor advies. Bij onderhandelingen met de hertogen namen de vier voornaamste steden in de loop van de veertiende eeuw steeds meer het voortouw; dat waren Nijmegen, Zutphen, Roermond en Arnhem. Iedere hoofdstad kreeg een deel van het land, een Kwartier, onder zijn hoede. Zodoende bestond Gelre vanaf de tweede helft van de veertiende eeuw uit vier Kwartieren met aan het hoofd vier hoofdsteden. Vergaderingen met steden en later ook met ridders vonden plaats tijdens Kwartier- en Landdagen.