Bloei van de kunsten

Cultuur in opdracht van hof en kerk

Dragers van de cultuur waren in de middeleeuwen in de eerste plaats de hertog en zijn hof. Het hof was een belangrijke opdrachtgever van dure en modieuze kleding en kostbare sier- en gebruiksvoorwerpen. Zo maakte de hertog zijn rijkdom zichtbaar tegenover adel, burgers, boeren en andere potentaten. Ook burgers en adel verfraaiden hun huizen en kastelen. Gilden en broederschappen stichtten altaren in kerken en voorzagen die van beeldhouwwerken, altaardoeken, monstransen, enzovoort. Ook de kerk was, via de geestelijkheid, opdrachtgever.

De producenten van al deze voorwerpen waren ambachtsmannen, geen kunstenaars. Beroemd waren de Nijmeegse gebroeders Paul, Johan en Herman van Limburg die als hofschilders in dienst traden van de Franse hertog van Berry. In Gelre bloeide de vervaardiging van handschriften zoals gebedenboeken. Vanaf de veertiende eeuw verschriftelijkte de samenleving. Zegels dienden om documenten te waarmerken en rechtsgeldig te maken, maar waren ook statussymbolen waarmee iemand zijn positie als edelman, bisschop, abt of burger kon bevestigen.