'Foekepottereej, foekepottereej, gèf mien en céntje, dan gao’k vörbeej!'. Met z’n drieën staan Tilly, Berdien en Herman verkleed voor de deur. Ze zingen net zo lang tot er wat geld of snoep is gegeven. Even later staan ze voor het huis van de buren en weer klinkt hetzelfde liedje.
Het is de dinsdagavond voor de sombere vastentijd begint. Die duurt veertig dagen en dan is het Pasen. Met 'vastenavond' drinken de mensen eens stevig en eten hun buik rond. Dat doen ze thuis of in het café. Op straat is er weinig van te merken.
Dat verandert na de oorlog. Overal in het zuiden van het land schieten carnavalsverenigingen als paddenstoelen uit de grond. Leden van de Stekkenbergse wandelclub 'De Zwervende Zangers' richten in 1955 'De Feestneus' op. Tien dagen later trekt de eerste carnavalsoptocht door het dorp. Enkele trommelaars en verklede groepjes met een 'mombakkes' op. Dat is een masker, waardoor je onherkenbaar bent.
Er is een 'Raad van Elf' en natuurlijk een 'Prins Carnaval'. De vierde prins krijgt de naam 'Prins Ummenie'. En zo heet de prins nog altijd. Elk jaar wordt de optocht groter en mooier. Veel carnavalsverenigingen en clubjes zijn nu actief met praalwagens en carnavalsmuziek. Ze maken carnaval in 'het Keulen van Gelderland' tot een groots feest.
Dit is een venster uit de Canon van Groesbeek. Lees het volgende venster hier.
Bronnen en verder lezen:
Vereniging Heemkunde Groesbeek, CC-BY-NC
Groesbeek
Volkscultuur
Vrije tijd
1950-2000
Berg en Dal
Rijk van Nijmegen